De technologische ontwikkelingen van de fishfinder zijn de laatste decennia razendsnel gegaan. Processors gingen van traag en onbetrouwbaar, naar snel en vloeiend. Beeldschermen gingen van korrelig en kleurloos, naar scherp en gedetailleerd. Net zoals mobiele telefoons zijn fishfinders van nu niet meer vergelijkbaar met de apparaten die 10 jaar geleden op de markt waren. De mogelijkheden zijn veel groter geworden, terwijl de aankoopprijs juist is gedaald. Daarom is er nu voor elke visser wel een fishfinder verkrijgbaar die binnen zijn budget past

Werking van de sonarsignalen bij de fishfinder

Een fishfinder bestaat uit een beeldscherm en een transducer. Deze transducer is met kabels verbonden aan het beeldscherm en de accu. Hij zendt en ontvangt voortdurend sonarsignalen, en ziet eruit als een zwart kunststof blokje. Met deze sonarsignalen vormt de fishfinder een beeld van de diepte en de bodemgesteldheid. Door de verstreken tijd te meten tussen het uitzendmoment en het ontvang moment, wordt de exacte diepte berekend. De transducer meet de diepte door sonarsignalen op de bodem te kaatsen. Wanneer de sonargolven de bodem echter niet bereiken, dan betekent dit dat er zich iets bevindt tussen de transducer en de bodem. Dit kan vis zijn, maar ook een gestolen fiets of een plastic tas.

Sonarsignalen en het herkennen van vis

Door de afwijkende terugkaatsing kan de sonar de precieze omvang en vorm van het object aflezen, en deze vorm weergeven op het beeldscherm. Wanneer de sonarpuls op een vis wordt weerkaatst, dan herkent de software dat sonarbeeld als een vis. Hij herkent vissen omdat alle zoetwatervissen een zwemblaas hebben. Door deze zwemblaas te vullen of te legen kan een vis zijn plaats in het water bepalen. Dit luchtzakje geeft een heel specifieke sonarresonatie waardoor de fishfinder weet dat de sonargolven een vis hebben geraakt. Op het beeldscherm wordt dit meestal weergegeven als een vissymbool. Hoe groter dit symbool, hoe groter de opgemerkte zwemblaas, en dus hoe groter dus de vis onder je boot.

Harde of zachte bodem

De bodemweergave op het beeldscherm noemen we de greyline. De greyline verteld veel over de bodemgesteldheid, dus hoe hard of juist hoe zacht een bodem is. Wanneer de bodem hard is zullen de meeste sonargolven niet ver in de bodem dringen. Ze weerkaatsen dan direct op de bovenste harde laag. De bodem wordt dan afgebeeld als een scherpe, dunne, zwarte lijn. Bij een zachte bodem zullen veel sonargolven in de bodem dringen. De sonar weerkaatsing is dan minder scherp afgetekend, de greyline is breder en lichter gekleurd waardoor er geen duidelijke lijn te zien is. Een harde bodem kun je ook herkennen aan de tweede echo. Op een harde bodem weerkaatsen sonargolven goed waardoor het teruggekaatste signaal sterk is. Dit signaal weerkaatst dan tegen de oppervlakte, en daarna weer op de bodem. Dit zorgt voor de tweede echo die je aan de linkerkant ziet weergegeven.

Wat ziet je fishfinder?

Uit je transducer worden constant sonargolven verstuurd. Sonargolven kun je het beste vergelijken met de lichtstralen uit een zaklamp. De lichtbundel van een zaklamp kun je smal bundelen, of juist heel breed. Een smalle bundel belicht een klein oppervlak erg goed. Een brede bundel belicht een groot oppervlak, maar niet heel goed. Beide kijkhoeken hebben voordelen. Zoek je iets? Dan gaat dat het eenvoudigste met de brede kijkhoek. Wil je iets verder weg of gedetailleerd zien? Dan kies je de kleine kijkhoek. De meeste fishfinders hebben 2 kijkhoeken of meer. Lowrance biedt zelfs het instapmodel aan met deze dubbele kijkhoek. Hoe meer kijkhoeken een transducer tot zijn beschikking heeft, hoe beter het beeld kan worden weergeven. Door overlappende kijkhoeken kan de fishfinder een veel gedetailleerder beeld weergeven. Meer kijkhoeken betekend dat de fishfinder meer diepte kan zien, veel fishfinders geven zelfs al een 3D weergave! Een combinatie van verschillende kijkhoeken zorgt dus voor een bepaalde weergave. Bekende weergaven zijn bijvoorbeeld Downscan, Sidescan, Structurescan, 360 scan en Chirp.

Op de afbeelding zie je hoe belangrijk de juiste kijkhoek is

Afbeelding 1: Hier zie je dat de transducer alle rode vissen opmerkt, maar dat de blauwe vissen hem ontgaan omdat de sonargolven te verzwakt zijn voor diepzwemmende vissen die diep zwemmen.
Afbeelding 2: Hier zie je het nadeel van een te smalle kijkhoek. De sonar is sterk gebundeld en bereikt dus grote dieptes. Door de smalle bundel zullen helaas veel ondiep zwemmende vissen hem ontgaan.
Afbeelding 3: Dit is een combinatie van afbeelding 1 en 2. Beide transducers, waardoor je veel minder ongaat.

Tot slot

Iedereen kan met een fishfinder binnen een paar minuten uit de voeten. Vrijwel elke fishfinder heeft namelijk een “auto”stand. De software kiest automatisch de instellingen die hem het meest geschikt lijken. Je kunt hem dus direct na het aanzetten en gebruiken!

Wanneer je eenmaal aan een fishfinder gewend bent, dan wil je hem niet meer missen! Je zult verrassende dingen ontdekken, zelfs op wateren die je dacht door-en-door te kennen. Je zult vissen tegenkomen op plekken waar je ze nooit verwacht had. En soms zul je verrassend weinig vis aantreffen op de plekken waar je veel van verwachtte. Van beide ervaringen wordt je wijzer! Je leert meer over je viswater, en zult uiteindelijk een betere visser worden! Wanneer je nog meer wilt weten over fishfinders, dan vertellen we je natuurlijk graag nog veel meer!